Amsterdamse Limburgers

Periode 1945-1970 staat voor een bloeiperiode in de Limburgse schilder- en beeldhouwkunst. Een nieuwe generatie kunstenaars dient zich aan en zal zich afzetten tegen de conservatieve ideologie die vandaag de dag als de Maastrichtse School wordt vermarkt. In hun 'vrije' werk volgden Charles Eyck, Joep Nicolas en al diegenen die tot hun kring behoorden namelijk een uiterst behouden koers. Zij keerden zich tegen de boze buitenwereld die in hun ogen verantwoordelijk was voor de algehele verloedering in de kunst en ze verfoeiden alle uit abstractievoortvloeiende expressie. Van abstract constructivisme, geometrisch abstractie en abstract expressionismemoesten zij niets hebben en staken dit niet onder stoelen en banken. Ook in hun vrije werk waren zij gedienstig aan die ene boodschap hen door de kerk aangereikt.

De druk van bovenaf was voor een hele generatie jonge kunstenaars zo sterk dat een vertrek naar Amsterdam de enige oplossing bleek. Pieter Defesche, Jef Diederen, Ger Lataster, Lei Molin zouden verder als Amsterdamse Limburgers door het leven gaan. Als een collectief in ballingschap zouden zij een eigen accent in de schilderkunst plaatsen. De vier schilders leunden nadrukkelijk op de verworvenheden van het abstract expressionisme, zoals ontwikkeld in de Verenigde Staten en in de Frans/Spaanse school. Franz Kline, Willem de Kooning, Hans Hartungen Antonio Saura zijn slechts enkele namen van kunstenaars die als 'soulmates' van Defesche, Diederen, Latasteren Molin kunnen doorgaan. Het pure schilderen is vooral door hen in Nederland een groot succes geworden, mede ondersteund door de belangrijkste musea in het land. In het Stedelijk Museum van Amsterdam stonden de achtereenvolgende directeuren Willem Sandberg en Edy de Wilde open voor deze zuivere vitale schilderstaal en zij organiseerden menig expositie. In hun ogen waren vooral Lataster en Diederen de vertegenwoordigers van sprankelend coloriet en lijnvoering in de schilderkunst. De Amsterdamse Limburgers vormen de eerste generatie die de schilderkunst op een volwassen, ongebonden niveau hebben getild en zijn verantwoordelijk voor de zogeheten 'ontsporing' in de vrije kunst. Zij zijn ook de eersten die als collectief aansluiting vonden bij de internationale 'mainstream'. Het illustratief arcadisch naar binnen gekeerde spiegeltje aan de wand was daarmee aan gruzelementen geslagen.

De Amsterdamse Limburgers zijn overigens nooit in strikte zin een collectief geweest. Daarvoor was hun manier van werken en hun karakterstructuur te verschillend van aard. Pieter Defesche is iemand die, bijna krampachtig, zijn leven lang de onschuld uit zijn jeugd probeerde vast te houden. Jef Diederen daarentegen is veel filosofischer ingesteld en hij demonstreert in zijn werk de kritische distantie en relativering van het intellect. Ger Lataster getuigt van een maatschappelijke stellingname. Zijn kleurgebruik en lijnvoering zijn 'geladen' en raken de beschouwer in de hartstreek. Tot op de dag van vandaag is Ger Lataster een 'angry young man' gebleven. Het werk van Lei Molin daarentegen is een toonbeeld van esthetische elegantie. Papier was niet voor niets zijn favoriete materiaal. Evenwicht is kwetsbaar. Een vlinder heeft geen last van zwaartekracht.

Aangeboden kunst

Een selectie uit ons kunstaanbod

Bekijk meer aanbod »

 

De expositie met aquarellen van Co Westerik (1924-2018) is in de meimaand iedere donderdag en vrijdag te zien van 13.00 tot 17.00 uur
Andere dagen na afspraak