Goud (code:M010)
(lat. Aurum) behoort tot een der oudst bekende edele metalen. Reeds 2000 a 1500 voor christus lezen wij van goudvondsten en goudproduktie in arabie en afrika; de gouden sieraden, die in de egyptische graven gevonden zijn , bevestigen deze overlevering. In 500 voor christus bevonden zich uitgestrekte goudmijnen in klein-azie. In de middeleeuwen waren de voornaamste goudmijnen in spanje, transsylvanie, tauern, de alpen, noorwegen en wales. Circa 1500 begon zuid-amerika goud uit te voeren: circa 1660 produceerde brazilie goud. Circa 1820 traden siberie en de oeral op de voorgrond, terwijl in 1850 de goudvelden in californie en west-australie ondekt werden. Circa 1890 kwamen de goudvelden van rhodesia, transvaal, oost austrlie, alaska en colorado aan de beurt. In de laatste jaren wordt jaarlijks ca 800. 000 kg goud geproduceerd, waarvan zuid-afrika een derde, noord-amerika een vierde, australie een vijfde, rusland, mexico, canada, india en pakistan samen een zevende en de overige vindplaatsen tezamen een vijftiende deel leveren. Goud komt in de natuur voor in gedegen toestand, d. W. Z. Als takjes (dendrieten), onregelmatige klompjes, blaadjes, korreltjes van verschillende grootte en sporadisch in kristalvorm (octaeders). Klompjes goud ter grootte van een boon noemt men nuggets. Soms komen grote goudklompen voor van 10-40 kg; de grootste tot nutoe gevonden goudklomp woog 95 kg. Zelden is het gevonden goud chemisch zuiver; et bevat meest zilver van 10 % en meer, soms ook enig koper en ijzer. Het komt voor in de primaire gesteenten; door verwering vallen de gesteenten uiteen, zij lossen gedeeltelijk op, worden verbroken zodat uiteindelijk grind en zand overblijven, die door het stromend water meegevoerd worden en in rivierbeddingen en afzettingen hiervan blijven liggen. Het goud dat in gesteenten aanwezig is, komt hierdoor gedeeltelijk vrij en is nog gedeeltelijk aan het grind en zand gebonden; dat is het zgn. Rivier-goud dat door uitwassen en spoelen met andere zware metalen in de spoelgaten achterblijft. Het goud dat nog in de gebergten besloten is, wordt berg-goud genoemd; dit wordt door verbreken van gesteenten en uitsmelten gewonnen. Zuiver goud is het meest pletbare en uitrekbare metaal; het kan uitgeplet (gewalst) worden tot op een dikte van 0,00001 mm (bladgoud); plaatjes vanaf 0,005 mm dikte laten bij doorvallend licht een groene kleur door. Een gram zuiver goud kan tot een draad getrokken worden van 2 km lengte. Zuiver goud kan niet tot voorwerpen verwerkt worden, daar het te buigzaam en te zacht is; daarom wordt het met andere metalen aangezet, d. W. Z. Het wordt tot een alliage of legering gesmolten met een zeker percentage zilver of koper. Hoe groter het percentage zilver, zonder toevoeging van koper is, des te bleker wordt dekleur van het goud (zgn. Wit goud). Het gehalte fijn goud wordt bepaald langs chemische weg door omsmelting, oplossing en neerslaan of wat eenvoudiger is, door toetsing.