Kunstmakelaardij Metzemaekers
Op deze pagina vindt u een overzicht van kunstenaars waarvan u op deze site meer informatie kunt vinden.

Tadema Laurens Alma

Dronrijp, 8 januari 1836 - Wiesbaden, 25 juni 1912

Biografie: Tadema Laurens Alma

Lourens Alma Tadema ook bekend als Laurens Alma Tadema en Lawrence Alma-Tadema (sinds 24 mei 1899 Sir Lawrence Alma-Tadema), was een Nederlands-Brits kunstschilder, die werkte volgens de academische traditie. Hij was een van de meest gerenommeerde schilders van het laat 19e-eeuwse Groot-Brittannië.

Hij werd geboren in het Friese Dronrijp en ging naar school in Leeuwarden. Na zijn opleiding tot schilder aan de Koninklijke Academie van Antwerpen werkte Tadema eerst een kleine tien jaar in België, alvorens hij zich in 1870 in Londen vestigde, waar hij de rest van zijn leven zou doorbrengen. Als schilder viel hij op door een klassieke onderwerpkeuze, gladde afwerking en realistische stofuitdrukking. Hij werd beroemd door zijn historische afbeeldingen van luxe en decadentie in het Romeinse Rijk, met smachtende figuren in prachtige marmeren interieurs, afgebeeld tegen een achtergrond van een oogverblindend blauwe Middellandse Zee of een azuurblauwe hemel.

Hoewel hij tijdens zijn leven werd bewonderd om zijn afbeeldingen van de klassieke oudheid, viel zijn werk na zijn dood en met name na de Eerste Wereldoorlog volkomen in ongenade, waarna het zo'n veertig jaar volstrekt werd genegeerd - niet toevallig net tijdens de hoogtijdagen van het modernisme. Pas na 1960 nam de belangstelling voor zijn werk weer toe, in eerste instantie vanwege zijn belang voor de 19e-eeuwse Engelse kunst. De laatste 10 à 15 jaar worden in toenemende mate astronomische prijzen voor zijn werken betaald.

De schilder die later onder iets andere namen bekend zou worden werd geboren als Lourens Alma Tadema. Hij was het zesde kind van Pieter Jiltes Tadema (1797-1840), de dorpsnotaris, die drie zoons had uit een eerder huwelijk, en het derde kind van zijn moeder, Hinke Dirks Brouwer (rond 1800-1863). Hinke Brouwer was de halfzuster van de eerste vrouw van Pieter Tadema. Haar eerste kind stierf reeds op jonge leeftijd en het tweede kind was Artje (rond 1834-rond 1876), Lourens' zuster, op wie hij bijzonder gesteld was - zijn eerste opusnummer werd een portret van Artje. Tadema is een oude Friese familienaam, terwijl de namen Lourens en Alma van zijn peetoom kwamen, een oom van zijn moeder. Lourens zou later de Engelse voornaam Lawrence als voornaam gebruiken en de naam Alma aan zijn achternaam toevoegen, opdat zijn naam aan het begin van tentoonstellingscatalogussen, onder de "A" in plaats van onder de "T" voorkomen. Hij gebruikte zelf geen streepje tussen zijn twee achternamen; dat werd door anderen ingevoerd en is sindsdien de conventie geworden.

Beide ouders stamden uit de doopsgezinde gemeenschap van Bolsward. De familie Tadema verhuisde in 1838 van het kleine Dronrijp naar de nabijgelegen stad Leeuwarden. Hier woonde hij aan de Uniabuurt nummer 8, waar nu café De Ossekop is gevestigd. Zijn vader overleed toen Lourens vier jaar oud was. Zijn moeder bleef achter met vijf kinderen: Lourens, zijn oudere zuster, Artje, en de drie oudere jongens uit het eerste huwelijk van zijn vader. Zijn moeder hield van kunst en besloot dat tekenlessen een onderdeel van de opvoeding van kinderen zouden vormen. Lourens kreeg les van een lokale tekenaar, die was ingehuurd om zijn oudere halfbroers te onderwijzen.

In Leeuwarden bezocht Lourens het gymnasium. Het was de bedoeling dat hij rechten zou gaan studeren om daarna advocaat te worden, maar op zijn vijftiende stortte hij in 1851 lichamelijk en geestelijk in. Tering, dacht men en de verwachting was dat hij nog maar kort te leven had. Hij kreeg de vrijheid om de rest van zijn leven aan tekenen en schilderen te besteden. Aan zijn lot overgelaten herwon hij echter zijn gezondheid en besloot hij een carrière als kunstenaar na te streven.

De opvoeding van de kinderen van Clovis (1861), olieverf, 127 x 176,8 cm, privécollectie. Clothilde, vrouw van Clovis brengt haar drie kinderen de kunst van het gooien met bijlen bij om hun vader te kunnen wreken.
In 1852 begon hij zijn opleiding aan de kunstacademie in Antwerpen. Hier kreeg hij les van Gustaaf Wappers, Jozef Van Lerius en Jan Verschaeren en bestudeerde hij onder andere vroeg-Nederlandse en -Vlaamse kunst. Tijdens de vier jaar dat Tadema als student stond ingeschreven won hij diverse prijzen. Hij signeerde zijn schilderijen met L. Alma Tadema.

Nog voordat hij de academie verliet, werd hij tegen het einde van 1855 assistent van de schilder en professor Louis Jean de Taeye, bij wie Alma Tadema aan de academie lessen geschiedenis en historische kostuums had gevolgd. Hoewel De Taeye geen bijzonder goede schilder was, had Alma Tadema respect voor hem en werd hij zijn atelierassistent. Hij werkte drie jaar voor De Taeye, die hem liet kennismaken met geschiedenisboeken over de Merovingische periode. Daaruit kwam zijn voorkeur voor Merovingische onderwerpen in het begin van zijn carrière voort. Ook werd hij aangemoedigd om in zijn schilderijen historische nauwkeurigheid na te streven; als kunstenaar zou hij hier bekend om worden. Alma Tadema verliet de studio van De Taeye in november 1858. Hij keerde korte tijd terug naar Leeuwarden alvorens zich in Antwerpen te vestigen, waar hij begon te werken met de schilder Hendrik Leys, wiens atelier hoog aangeschreven stond in België en die een paar jaar later baron zou worden.

Onder zijn begeleiding schilderde Alma Tadema zijn eerste belangrijke werk: De opvoeding van de kinderen van Clovis (1861). Toen dit werk dat jaar op het kunstcongres in Antwerpen werd tentoongesteld, veroorzaakte het schilderij een sensatie onder critici en kunstenaars. Er wordt gezegd dat deze gebeurtenis de basis legde voor zijn roem en reputatie. Alma-Tadema vertelde dat, hoewel Leys het voltooide schilderij beter vond dan hij had verwacht, hij kritisch was over de behandeling van marmer, dat hij vergeleek met kaas. Alma Tadema nam deze kritiek zeer serieus: hij verbeterde zijn techniek en werd 's werelds beste schilder van marmer en graniet, bekend om zijn realistische stofuitdrukking. Ondanks de verwijten van zijn leermeester werd De opvoeding van de kinderen van Clovis eervol ontvangen door zowel critici als kunstenaars. Het werd uiteindelijk verkocht en vervolgens geschonken aan koning Leopold I van België.

Tot aan het midden van de jaren 1860 vormden Merovingische thema's Alma Tadema's favoriete onderwerp. Aangezien deze onderwerpen echter geen brede internationale uitstraling hadden, stapte hij over naar thema's van het leven in het oude Egypte. Deze schilderijen waren meer in trek. Alma Tadema besteedde veel aandacht aan het zo realistisch mogelijk weergeven van deze scènes uit het Frankische en Egyptische leven en deed veel onderzoek. In 1862 verliet Alma Tadema het atelier van Leys en begon hij zijn eigen carrière.

Het jaar 1863 was een belangrijk keerpunt in het persoonlijke en professionele leven van Alma Tadema: op 3 januari overleed zijn invalide moeder en op 24 september trad hij op het stadhuis van Antwerpen in het huwelijk met Marie-Pauline Gressin Dumoulin, de dochter van Eugene Gressin Dumoulin, een Franse journalist, die in de buurt van Brussel woonde. Er is niets bekend over hun eerste ontmoeting en slechts weinig over Pauline zelf, aangezien Alma-Tadema na haar dood in 1869 nooit over haar sprak. Haar beeltenis komt voor in een aantal van Alma Tadema's olieverfschilderijen en hij portretteerde haar drie keer. Het meest opvallende portret is Mijn atelier (1867). Het echtpaar kreeg drie kinderen. Hun oudste en enige zoon Eugenius leefde slechts een paar maanden en stierf aan de pokken. Hun twee dochters, Laurense (1865-1940) en Anna (1867-1943) hadden beiden artistieke ambities: Laurence in de literatuur, Anna in de kunst. Geen van beiden zou trouwen.

Alma Tadema en zijn vrouw brachten hun huwelijksreis in Florence, Rome, Napels en Pompeï door. Dit eerste bezoek aan Italië wekte zijn interesse voor het leven van het oude Rome. Met name de ruïnes van Pompeï inspireerden hem blijvend.

In de zomer van 1864 ontmoette Alma Tadema Ernest Gambart, de voornaamste kunsthandelaar van die periode. Gambart was diep onder de indruk van het werk van Tadema, die destijds werkte aan Egyptische schakers (1865). De kunsthandelaar bestelde vierentwintig schilderijen en stelde drie in Londen ten toon. In 1865 verhuisde Alma Tadema naar Brussel, waar hij werd benoemd tot Ridder in de Leopoldsorde.

Na een aantal jaren met een slechte gezondheid gekampt te hebben overleed zijn vrouw Pauline op 28 mei 1869 op tweeëndertigjarige leeftijd te Schaarbeek aan de pokken. Haar dood liet Tadema ontredderd achter. Hij schilderde bijna vier maanden niets. Zijn zus Artje zorgde voor zijn twee dochters, toen twee en bijna vier jaar oud, nam de rol van huishoudster op zich en bleef bij het gezin tot 1873, toen zij in het huwelijk trad.

Tijdens de zomer van 1869 kreeg Alma Tadema gezondheidsklachten, waar de artsen in Brussel geen diagnose voor konden stellen. Gambart adviseerde hem uiteindelijk om in Londen medisch advies in te winnen. Al snel na zijn aankomst in Londen in december 1869 werd Alma Tadema thuis uitgenodigd bij de schilder Ford Madox Brown . Daar ontmoette hij Laura Theresa Epps, die toen zeventien jaar oud was. Het was van zijn kant liefde op het eerste gezicht.

Door het uitbreken van de Frans-Pruisische oorlog in juli 1870 voelde Alma Tadema zich gedwongen om het vasteland te verlaten en naar Londen te verhuizen. Zijn verliefdheid op Laura Epps speelde een grote rol in deze beslissing. Ook was zijn agent Gambart van mening dat deze verhuizing voordelig zijn kunnen zijn voor zijn carrière als kunstenaar. Toen hem gevraagd werd naar de reden van de verhuizing, zei Tadema eenvoudig:

Ik verloor mijn eerste vrouw, een Franse dame met wie ik in 1863 getrouwd was. Ik had altijd een grote voorliefde voor Londen, de enige stad, waar mijn werk tot dan toe kopers had gevonden. Ik besloot het vasteland te verlaten en mij in Engeland te vestigen, waar ik een echt thuis heb gevonden.

Met zijn nog jonge dochters en zijn zus Artje kwam Alma Tadema in het begin van september 1870 in Londen aan. De schilder nam snel contact op met Laura. Er werd afgesproken dat hij haar schilderlessen zou geven. Tijdens een van deze lessen vroeg hij haar ten huwelijk. Hij was toen vierendertig en Laura nog maar achttien. Haar vader was aanvankelijk tegen de verbintenis gekant, maar ging uiteindelijk akkoord onder voorwaarde dat zij moesten wachten tot zij elkaar beter kenden. Alma Tadema en Laura Theresa Epps trouwden in juli 1871. Laura werd ook een bekend kunstenares. Zij figureert in tal van Alma-Tadema's schilderijen, zoals De vrouwen van Amphissa (1887) en Interrupted (1880, opus CCXIII (213)). Dit tweede huwelijk was langdurig en gelukkig, maar bleef kinderloos. Laura werd de stiefmoeder van Anna en Laurence.

Direct na zijn aankomst in Engeland, waar hij de rest van zijn leven zou doorbrengen, nam zijn carrière een grote vlucht. Hij werd een van de beroemdste en best betaalde kunstenaars van zijn tijd. Tegen 1871 had hij alle belangrijke Prerafaëlitische schilders ontmoet en tot vrienden gemaakt. Mede onder invloed van de Prerafaëlieten werd zijn palet feller, varieerde hij zijn kleuren, en ging hij tot een lichtere penseelvoering over.

In 1872 voerde Alma Tadema een identificatiesysteem in voor zijn schilderijen door een opusnummer in Romeinse cijfers onder zijn handtekening af te beelden en achteraf ook aan zijn eerdere schilderijen opus-nummers toe te kennen. Portret van mijn zuster, Artje, geschilderd in 1851, kreeg opusnummer I (1), terwijl het twee maanden voor zijn dood voltooide Voorbereidingen in het Colosseum, opusnumer CCCCVIII (408) kreeg. Dit maakte het moeilijker om vervalsingen van zijn werk voor echt door te laten gaan.

In 1873 werd Alma Tadema genaturaliseerd tot Engelsman. Het jaar daarvoor hadden hij en zijn vrouw vijf en een halve maand door het vasteland van Europa gereisd. Zij bezochten Brussel, Duitsland en Italië. In Italië konden ze opnieuw oude ruïnes bezoeken. Deze keer kocht hij foto's, vooral van ruïnes. Hiermee begon zijn grote collectie van materiaal voor toekomstige schilderijen. In januari 1876 huurde hij een atelier in Rome. De familie keerde in april terug naar Londen. Op de terugreis werd nog de Parijse Salon bezocht.

Een belangrijk schilderij uit deze periode is Een audiëntie bij Agrippa (An Audience at Agrippa's, 1876). Toen een bewonderaar van het schilderij een flink bedrag bood voor een schilderij met een soortgelijk thema, draaide Alma Tadema Agrippa om in Na de audiëntie (1879).

In 1879 werd hij toegelaten tot de Royal Academy of Arts. In 1899 werd hij in Engeland geridderd en hij mocht zich daarom Sir Lawrence noemen. Alma Tadema was ook commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw en werd in 1881 opgenomen in de exclusieve Pruisische Orde "Pour le Mérite".

In 1883 keerde hij terug naar Rome en vooral naar Pompeï, waar sinds zijn laatste bezoek verdere opgravingen hadden plaatsgevonden. Hij besteedde veel tijd aan deze opgravingen. Met zijn groeiende kennis van het Romeinse dagelijks leven, verschaften deze excursies hem vele onderwerpen voor zijn schilderijen. Sommige critici vonden echter dat hij soms te ver ging en zoveel voorwerpen op zijn schilderijen afbeeldde, dat deze soms aan museumcatalogussen deden denken.

Een van zijn beroemdste schilderijen is De rozen van Heliogabalus (1888), gebaseerd op een episode uit het leven van de losbandige Romeinse keizer Heliogabalus. Het schilderij beeldt de psychopathische keizer af, terwijl deze tijdens een orgie bezig is een gast te bedekken onder een confetti van rozenblaadjes. De afgebeelde bloesems werden in de winter van 1887-1888 gedurende vier maanden wekelijks van de Côte d'Azur naar het atelier van de kunstenaar in Londen verstuurd.

Alma Tadema's productiviteit verminderde met de jaren. Gedeeltelijk was dit te wijten aan een slechte gezondheid, maar ook zijn obsessie om zijn nieuwe huis te decoreren speelde hierbij een rol. Hij verhuisde in 1883 naar dit nieuwe huis. Vanaf 1880 tot in de jaren 1890 exposeerde hij veel en ontving hij veel prijzen en eerbewijzen, waaronder in 1889 de eremedaille in de Wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs, zijn verkiezing in 1890 tot erelid van de Oxford University Dramatic Society en de Grote Gouden Medaille op de Wereldtentoonstelling van 1897 in Brussel. In 1899 werd hij in Engeland geridderd, de achtste kunstenaar afkomstig van het continent die deze eer te beurt viel. Niet alleen hielp hij bij de organisatie van de Britse inzending op de wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs, ook stelde hij twee van zijn werken ten toon, wat hem het Grand Prix Diploma opleverde. Hij heeft ook geholpen bij de wereldtentoonstelling van 1904 in St. Louis, waar zijn werk ruim was vertegenwoordigd en goed werd ontvangen.

Zilveren favorieten. Silver Favourites, 1903. Olieverf op paneel. Manchester Art Galleries, Manchester, UK.
In deze jaren was Alma Tadema zeer actief met ontwerp en productie van theater. Hij ontwierp bijvoorbeeld veel kostuums. Verder van de schilderkunst verwijderd begon hij ook meubels te ontwerpen, vaak gemodelleerd op basis van Pompeijaanse of Egyptische motieven, illustraties, textiele vormen en frames. Deze diverse activiteiten onderstreepten zijn brede talent. De opgedane kennis gebruikte hij ook weer bij het maken van zijn schilderijen; vaak beeldde hij de door hem ontworpen meubels af in zijn schilderijen, ook kleedde hij zijn vrouwelijke modellen in de door hem ontworpen kostuums. De schilderijen van Alma Tadema uit deze periode tonen vaak vrouwen op marmeren terrassen met uitzicht op de Middellandse Zee, zoals in de Silver favourites (Zilveren favorieten) (1903). Tussen 1906 en zijn dood zes jaar later schilderde Alma Tadema weliswaar minder, maar nog steeds produceerde hij ambitieuze schilderijen zoals The finding of Moses (Het vinden van Mozes) (1904).

Op 15 augustus 1909 overleed Alma Tadema's vrouw Laura op zevenenvijftigjarige leeftijd. De door verdriet getroffen weduwnaar overleefde zijn tweede vrouw minder dan drie jaar. Zijn laatste grote compositie was de Voorbereiding in het Colosseum (1912). In de zomer van 1912 bezocht Alma Tadema, vergezeld door zijn dochter Anna, het Kaiserhof Spa in Wiesbaden om daar een behandeling voor maagzweren of maagkanker te ondergaan. Hij overleed er op 28 juni 1912 op de leeftijd van zesenzeventig jaar en werd bijgezet in een crypte van St Paul's Cathedral in Londen.

Alma Tadema liet twee vrijgezelle dochters achter, de schrijfster Laurence Alma-Tadema (Laurense) en schilderes Anna Alma-Tadema. Het atelier is bewaard gebleven, maar het is na hun dood vervallen en is later in appartementen opgedeeld. In de jaren na zijn dood werd het neoclassicistische werk van Alma Tadema door kunstkenners niet meer op prijs gesteld.

De schilderijen van Alma Tadema vallen op vanwege de aandacht voor details, de gladde afwerking en de realistische stofuitdrukking. Zijn meeste werken tonen geïdealiseerde scènes uit de geschiedenis, vooral de klassieke oudheid.

Alma Tadema streefde er door zorgvuldig archeologisch en architectonisch onderzoek naar, dat ieder gebouw op zijn doeken met Romeinse methoden nagebouwd zou kunnen worden. Dit leidde er toe dat Hollywood-regisseurs zijn schilderijen als bron gebruikten om hun visie op de antieke wereld te ontwikkelen. Voorbeelden zijn Intolerance (1916) van D.W. Griffith en Ben Hur (1926). Van Cecil B. DeMille zijn te noemen Cleopatra (1934) en de epische remake van De Tien Geboden (1956). Jesse Lasky Jr, de medeauteur van De Tien Geboden, beschreef hoe de regisseur decorbouwers meestal aan de hand van uitgespreide afdrukken van Alma Tadema's schilderijen uitlegde welk effect hij wilde bereiken. Kort geleden werden de schilderijen van Alma Tadema als een centrale inspiratiebron gebruikt voor het Romeinse epos Gladiator, dat met een Oscar bekroond werd. Alma Tadema's schilderijen dienden in 2005 als voorbeeld voor het ontwerp van het interieur van het Cair Paravel-kasteel in de film De kronieken van Narnia: de leeuw, de heks en de Kleerkast.

Lees verder
Werken in het archief (6)