Raymond, Marie
La Colle-sur-Loup, 4 mei 1908 - Parijs, 3 november 1988
Biografie: Marie Raymond
Marie Raymond was een abstract schilder uit de tachisme-beweging in de jaren 50. Raymond was een van de succesvolste schilders van de naoorlogse abstracte beweging in Parijs. Raymonds succesverhaal blijft onbekend, omdat ze werd overschaduwd door het succes van haar zoon. Hoewel veel vrouwelijke kunstenaars bekend stonden om hun schaduwen die ze van hun man hadden gekregen, waren er maar weinigen die dat van hun zoon hadden. Haar zoon, Yves Klein, is vandaag de dag nog steeds een van de meest prominente figuren van de nouveau réalisme-beweging. In de jaren 50 was de kans echter groter dat iemand een schilderij van Raymond tegenkwam dan haar zoon. Raymond zou een prominente sociale figuur worden in de Parijse naoorlogse beweging tot de dood van Yves Klein, wat een diepgaande invloed had op haar leven en kunst.
Raymond werd geboren in Zuid-Frankrijk. Net als haar man werd ze geboren in een middenklassegezin. Haar vader was apotheker en eigenaar van een apotheek die de familie 40 jaar lang in bezit had. Ze ging naar een kostschool aan de Blanche de Castille in Nice. Tijdens haar jeugd begon ze te schilderen in het atelier van Alexandre Stoppelaëre in Cagnes-sur-Mer. Haar tijd in het atelier van Stoppelaëre had een grote invloed op haar band met de kunst. De inspiratie die ze opdeed van de Middellandse Zee en de kleuren uit Zuid-Frankrijk hadden een impact op Raymonds latere werk.
Veel kunstenaars bezochten Zuid-Frankrijk voor inspiratie, vooral Cagnes-sur-Mer. De Nederlands-Indonesische schilder Fred Klein kwam naar het zuiden, waar hij in 1925 Marie Raymond ontmoette. Het jaar daarop, op 26 oktober, trouwde het paar in Nice, toen Raymond pas 18 jaar oud was. Het paar verhuisde naar Parijs, waar ze een bohemienleven leidden in de wijk Montparnasse. Sommigen zeggen dat haar artistieke leven pas begon toen ze haar man ontmoette, want voordat ze hem ontmoette, had ze Zuid-Frankrijk nog nooit verlaten of een schilderij gezien dat dateerde van vóór haar periode.
In 1939 werd Europa getroffen door de Tweede Wereldoorlog, waardoor het gezin gedwongen werd terug te verhuizen naar Cagnes-sur-Mer. Deze periode tijdens de oorlog (1939-1943) was een belangrijke periode voor Raymond, aangezien de natuur van Zuid-Frankrijk haar nieuwe serie 'Paysages imaginaires' (1941-1944) inspireerde. Tussen 1941 en 1943 kunnen we de naturalistische elementen op de achtergrond van haar schilderijen opmerken. Ze ontdekte het werk van Picasso tijdens de oorlog, wat haar ertoe aanzette zich in de abstractie te verdiepen. Ze begon te verwijzen naar de impressionistische en surrealistische tijdperken in de manier waarop ze kleuren manipuleerde. Haar eerste serie abstracte schilderijen was zeer belangrijk voor haar, omdat ze de moeilijke tijden van de oorlog symboliseerden. Tijdens hun toevluchtsoord voor de oorlog in Nice ontmoette de schilder Nicolas de Staël, met wie ze zeer nauw samenwerkte. Staël beïnvloedde haar werk, want na hun ontmoeting wijdde ze haar stijl aan pure abstracte schilderkunst.
Na de oorlog in 1943 verhuisde het gezin terug naar hun appartement aan de Rue d'Assas in Parijs. De naoorlogse bevrijdingsbeweging had een impact op Raymond, want in 1944 liet ze verwijzingen naar landschappen en natuur varen en begon ze zich te richten op het ordenen van vormen, kleuren en lijnen in haar schilderijen. Ze begon een techniek van abstracte en non-figuratieve kunst te gebruiken, waarbij ze afstand nam van geometrische kunst en zich in plaats daarvan richtte op lineaire technieken. Ze bleef sterke kleuren gebruiken, maar zorgde ervoor dat de kleuren binnen de vormen bleven, waardoor homogene schilderijen ontstonden. Ze scheidde haar lijnen en kleuren niet langer, maar combineerde ze. Haar werk in deze periode werd beschreven als een coloristisch patchwork vanwege haar onderscheidende gebruik van kleuren en lijnen.
In 1945 nam Raymond deel aan haar eerste grote tentoonstelling in de 'salon des surindependant'. Deze tentoonstelling was de eerste keer dat Raymond haar meisjesnaam 'Raymond' aannam en haar officiële huwelijksnaam liet varen om te voorkomen dat haar werk verward zou worden met die van haar man.
Tijdens deze beurs merkte journalist Charles Estienne, die voor de kroniek 'Combat' werkte, haar werk op naast dat van Jean Deyrolle, Gerard Schneider, Serge Poliakoff en Hans Hartung. Deze vijf schilders waren belangrijke figuren van de abstracte avant-gardebeweging van na de oorlog. In 1946, na de tentoonstelling, verzamelde Estienne de werken van deze 5 kunstenaars en stelde ze tentoon in de galerie van Denise René, die hij "Peinture abstraite" noemde. Deze tentoonstelling zal een keerpunt voor de kunstenaar worden, aangezien zij de enige vrouw in de groep kunstenaars was. Na de tentoonstelling kreeg Raymond vele artistieke aanbiedingen. In juli 1946 nam ze deel aan de eerste 'Salon des Réalités nouvelles', vanaf dat moment werd Raymond een van de meest prominente artistieke ontdekkingen van de jaren 40. Robert Fleck verklaarde dat "Raymond de enige vrouwelijke schilder is die zo'n snelle opkomst in het naoorlogse Frankrijk heeft meegemaakt". In 1949 won Marie de Kandinsky-prijs naast Youla Chapoval en exposeerde ze in de Galerie Beaune “Les gouaches de Marie Raymond” en nam ze deel aan de eerste Biënnale van São Paulo in Brazilië.
Na de oorlog was het belangrijk voor kunstenaars om regelmatig rendez-vous te hebben, zodat kunstenaars konden opkomen voor abstracte kunst en elkaar konden steunen. Na haar tentoonstelling 'peintures abstraites' namen de 5 kunstenaars de gewoonte aan om elkaar elke donderdag te ontmoeten in het appartement van Denise René. Raymond creëerde dit ontmoetingspunt voor naoorlogse kunstenaars door elke maandag haar appartementstudio rue d'Assas open te stellen voor al haar vrienden in de kunstwereld. De 'Lundis de Marie Raymond' bracht veel Franse en Europese kunstenaars, kunstcritici, fotografen en galeriehouders samen. Enkele van de emblematische figuren die dit evenement bijwoonden, waren Gerard Schneider, Pierre Souage, Colette Allendy, Charles Estienne, Willem Sandberg en vele anderen. Het echtpaar was sociaal zeer betrokken bij de Parijse kunstscene. Hierbij een beroemde foto van een kerstavond in 1949 met Pierre Soulages, Gerard Schneider, Fred Klein, Marie Raymond en de jonge Yves Klein. Deze ontmoetingsruimte was een manier voor naoorlogse kunstenaars om hun ideeën over abstracte kunst te verdedigen. Soulage verklaarde in een interview in 2019 dat hij vaak met zijn vrouw Collette naar Raymonds Mondays kwam. Bovendien stelde het Nina Kandinsky in staat om belangrijke ontmoetingen met veel kunstenaars te hebben na de dood van haar man. De 'Lundi de Raymond' toonde aan dat ze niet alleen een artistieke impact had met haar kunst, maar ook in de artistieke sociale sfeer. Ze creëerde een sfeer en centrum voor uitwisseling die hielp bij het smeden van vele artistieke relaties en samenwerkingen.
Raymond nodigde niet alleen kunstenaars uit die de abstracte kunst uit de jaren 50 vertegenwoordigden voor haar wekelijkse maandagavonden, maar nodigde ook jonge Franse avant-gardekunstenaars uit. Haar zoon Yves Klein kreeg op een van de soirees de gelegenheid om zijn recente film te vertonen, die hij tijdens zijn recente reis naar Japan had gemaakt. Eveneens steunde ze enkele van Kleins vrienden, zoals Raymond Hains en Cezar, die ze uitnodigde voor haar wekelijkse maandagavonden. Bovendien nodigde ze kunstcriticus Pierre Restany en een toekomstige belangrijke galeriehoudster, Iris Clert, uit. Deze ontmoetingen met de jongere generatie toonden Raymonds aandacht en zorg voor de toekomstige artistieke generaties waartoe haar zoon behoorde. Raymond had een belangrijke band met deze kunstenaars uit de jaren 60, met wie ze haar hele leven sterke banden onderhield. In een interview uit 2004, toen haar werd gevraagd naar haar 'Lundi de Raymond', zou ze zich eerst de naam van de jongere kunstenaars zoals Heins of Villegle herinneren in plaats van de bekendere figuren uit de jaren 50. De dood van haar zoon Klein had een diepe impact op haar relatie met zijn vrienden, wat mogelijk een van de belangrijkste redenen is voor haar sterke band met hen na zijn dood. Kunstenaars zoals Hains bleven Raymond in de Rue d'Assas tot aan haar dood bezoeken. Vanoosten suggereert dat haar zorg en aandacht voor de jongere generatie een andere reden is voor haar unieke positie in de kunstwereld.
Vanaf 1946 werkte Raymond tevens als kunstcriticus voor een column in het Nederlandse tijdschrift 'Kunst en Kultuur'. Haar werk als kunstcriticus in Nederland maakte haar tot ambassadeur van het Parijse kunstnieuws in Nederland. Tussen 1939 en 1958 publiceerde Raymond talloze kronieken over abstracte kunst in Parijs. Haar rubriek heette 'Kunst in Parijs'. Raymond uitte haar bewondering voor abstracte kunst al vanaf het begin, zoals ze zo liefdevol over de beweging sprak in haar eerste kroniek in juni 1939, die ze 'lyrische abstractie waarheid' noemde. De kroniek was voor Raymond een manier om haar beweging en waar die voor stond te verdedigen. Raymond sprak over haar bezoeken aan tentoonstellingen of galerieën die abstracte kunstenaars in heel Parijs tentoonstelden. In de jaren vijftig was Raymond een van de weinige kunstenaars die over de schilderijen van andere kunstenaars schreef. Haar kritiek op en visie op het werk van haar vriendin toonde haar uniciteit en ware toewijding aan de kunst.
Raymond gebruikte haar kroniek om aandacht te vestigen op Nederlandse schilders in de Parijse scene, zoals de gebroeders Bram, Nicolas Warb, Geer van Velde en Christine Boumeester. Raymonds meest indrukwekkende kroniek was haar interview met Matisse in 1958, waarin hij zijn verzet tegen de abstracte beweging besprak. Raymond beëindigde haar werk bij Kunst en Kultuur in 1958, omdat dit samenviel met de val van de abstracte beweging. Ze geloofde dat het tijd was voor de nieuwe generatie van haar zoon om het over te nemen. Haar laatste kroniek in januari had op de omslag het beroemde monochrome blauw van Yves Klein. Deze laatste kroniek was een eerbetoon aan haar zoon en de nieuwe golf van het nouveau réalisme in de jaren 60.
Marie Raymond publiceerde tussen 1976 en 1983 in een Belgische kroniek genaamd +-o (plus ou moins). Raymond gebruikte haar platform destijds om de nouveau réalism-beweging, waartoe haar zoon behoorde, te verdedigen. Bovendien vond Raymond het na zijn vroegtijdige dood van groot belang om de kunst van haar zoon te verdedigen en te eren. Daarom wijdde ze vele paragrafen aan zijn werk en de impact die hij had op de kunstbeweging in de jaren 60.
De jaren 50 waren een periode van toenemende populariteit voor Raymonds succes, aangezien haar werk de hele wereld over reisde. Ze exposeerde haar werk naast Arp, Domela, Magnelli en Poliakoff op een reizende tentoonstelling genaamd 'Klar Form - 20 kunstenaars van de Parijse school', georganiseerd door Denise René. De tentoonstelling reisde door heel Europa; Kopenhagen, Helsinki, Stockholm, Oslo en Luik. In 1952 werd Raymond geselecteerd om deel te nemen aan de 'salon de Mai' die werd gepresenteerd in het Kamakura-museum in Japan. Bovendien werden Fred en Marie drie dagen samen tentoongesteld in het Frans-Japanse Instituut van Tokio en in het Museum voor Moderne Kunst in Tokio, georganiseerd door hun zoon Yves tijdens zijn reis naar Japan. Ten slotte werd Raymond een solotentoonstelling aangeboden in het Museum voor Moderne Kunst van Kamakura.
In 1956 organiseerde de galerie Colette Allendy een monografische tentoonstelling over Raymond. Na deze tentoonstelling wijdde het Stedelijk Museum in Amsterdam in 1957 de eerste overzichtstentoonstelling van de kunstenaar aan de tentoonstelling, getiteld ‘Marie Raymond’. De collectie die in het Stedelijk Museum was verzameld, werd datzelfde jaar ook in La Colle-sur-Loup gepresenteerd.
In 1958 gingen Raymond en Fred Klein uit elkaar. Op 6 juni 1962 overleed Raymonds enige zoon Yves Klein, die later een emblematische figuur van de nouveau réalisme-beweging zou worden, aan een hartaanval. Het verlies dat zij door zijn overlijden leed, had een grote invloed op haar latere werk. Na zijn dood begon ze een nieuwe reeks abstracte kunst (Astres-figures, effusions lyrique, astres dans l’ombre, paysage d’astres).
In 1959 werd Marie samen met haar zoon in Duitsland gepresenteerd tijdens de opening van de Opera van Gelsenkirchen. Uiteindelijk ontving Raymond in 1960 samen met Pierre Dmitrienko de Marzottoprijs.
Yves Klein was Maries enige zoon, die in dezelfde voetsporen trad als zijn ouders en zijn leven wijdde aan de kunst. Raymond had een grote invloed op Yves' kijk op kunst. Hij was diep geïnspireerd door het werk van zijn moeder, met name wat betreft haar kleurgebruik. Raymond hielp Yves' carrière vooruit, vooral door haar wekelijkse maandagsessies. Restany, de grondlegger van de nouveau réalisme-beweging, was een vaste gast in het appartement aan de Rue d'Assas. De culturele en sociale omgeving waarin Yves opgroeide, hielp hem de kunstwereld te begrijpen. De tweede belangrijke impact die Raymond op Yves had, was hun gedeelde interesse in de Rooms-Katholieke Kerk van de Rozenkruisers. De Rozenkruisers zijn een esoterische variant van het katholieke geloof. Max Heindel beschrijft de religie als een hervorming van de mensheid en een herverbinding met het spirituele rijk. Raymond combineerde haar geloof en haar levendige kleuren om haar kijkers in staat te stellen de materiële wereld te betreden. Raymonds doel was om kijkers de spirituele wereld te laten betreden via de vensters van kleuren in haar werk. Heindels theorie was dat de geest identiek is aan de ruimte, die wordt gerepresenteerd door de kleur blauw, omdat deze oneindige uitgestrektheid symboliseert. Klein weerspiegelde zijn spiritualiteit in zijn monochrome blauwe schilderijen. Zijn werken waren bedoeld om te kijken in 'de diepten van de oneindige ruimte/geest zelf, als het ware starend naar het komende tijdperk van Aden'.
Marie en Yves hadden een hechte band en ze besteedde veel tijd aan hem. Robert Fleck stelde dat "om de diepgang en energie van Yves Kleins werk te begrijpen, men de diepgaande impact van zijn moeder op hem moet begrijpen". Yves stierf vroegtijdig op 6 juni 1962. Raymond zou zijn dood nooit te boven zijn gekomen. Gazier verklaarde dat er bij zijn dood ook iets in haar stierf. De dood van Yves Klein en de impact op haar kunst Na Yves' dood veranderde Raymonds artistieke stijl. Raymond vond in haar schilderijen een toevluchtsoord voor haar ongenoegen. Tussen juni 1962 en de 'Salons des réalités nouvelles' in 1965 stelde ze zich niet tentoon.
Na haar verlies vond ze inspiratie in de kosmos en in het esoterische geloof. Vanaf 1964 begon ze aan een nieuwe serie schilderijen genaamd abstractie-figuren-asters. Raymond beoefende yoga en was door haar zwager in aanraking gekomen met oosterse spiritualiteit en meditatie. Haar nieuwe stijl probeerde haar ruimtelijke angsten weer te geven door middel van diametraal tegenovergestelde picturale vormen. Ze verschoof de abstracte ruimte die ze in de jaren vijftig creëerde naar twee figuren, doorsneden door uitgewerkte ruimtes op structurele wijze. Raymond overleed in 1988 in Parijs en werd begraven op de begraafplaats van La Colle-sur-Loup, naast Yves.
Het werk van Raymond bevindt zich in de collectie van het Museum of Modern Art en het Stedelijk Museum Amsterdam. In 2023 werd haar werk opgenomen in de tentoonstelling Action, Gesture, Paint: Women Artists and Global Abstraction 1940-1970 in de Whitechapel Gallery in Londen.[34] Ze had ook opmerkelijke tentoonstellingen, zoals "Marie Raymond Forty Years of Abstract Painting" in de Pascal de Sarthe Gallery in San Francisco in oktober 1988, en "Marie Raymond - In Retrospect, Works from 1946 to 1979" in de Pascal de Sarthe Gallery in Los Angeles van 11 april tot 8 juni 1991.
Signatuur