Agam, Yaacov
11 mei 1928
Biografie: Yaacov Agam
Yaacov Agam (Jacob Gipstein) komt uit een religieus joods gezin. Agams vader was rabbijn in een klein joods-Palestijns dorpje en wijdde zijn leven aan lesgeven, meditatie en vasten. Zijn vader bestudeerde intensief de joodse Kabbala en schreef verschillende boeken over de joodse spirituele waarden. Aanvankelijk trad Yaacov Agam in zijn vaders voetsporen en legde hij zich ook toe op de studie van de spiritualiteit en de joodse thema`s die daarmee verband hielden. Zijn vader onderwees hem ook zelf, omdat deze weigerde zijn zoon naar de openbare school te brengen. Agams interesse voor schilderen werd opgewekt in 1940, na het lezen van het boek Lust for Life van Irving Stone over de schilder Vincent Van Gogh. Tijdens een verblijf in een kibboets in 1944 komt hij in aanraking met de werken van kunstenaars zoals Rembrandt, Honoré Daumier en Chaim Soutine. In 1945 werd Agam gearresteerd door de Britten en 18 maanden gevangen gehouden op verdenking van lidmaatschap van een Israëlische ondergrondse beweging waarvan zijn broer de aanvoerder was. Agam begon in 1946 zijn studies in Jeruzalem, aan de Bezalel Academy of Arts and Design, onder Mordecai Ardon, een voormalig leraar van het Bauhaus in Weimar. Op advies van zijn leraar trok Agam in 1949 naar Zürich om er zijn studies verder te zetten. Hij studeert er bij Johannes Itten en volgt ook kunsthistorie en muziekcompositie. Via Itten komt Agam in aanraking met de beginselen van het constructivisme en met de ideeën van het Bauhaus. In 1951 vertrok Agam naar Parijs (hoewel hij geen woord Frans sprak) en leefde er in armoedige omstandigheden. Hij kreeg uiteindelijk een baan als kunstleraar bij het joods agentschap voor leraarsopleidingen. Tijdens zijn verblijf in Parijs maakt hij ook kennis met Constantin Brancusi, Fernand Léger, Jean Dewasne en Auguste Herbin. Om als buitenlands student een verblijfplaats te verkrijgen, schreef hij zich in bij het Atelier d`art abstrait van Dewasne en Pillet aan de Académie de La Grande-Chaumière. Hij maakte zo kennis met het surrealisme. In deze periode maakte hij ook zijn eerste kinetische kunst. Vanaf 1953 oogstte hij zijn eerste successen: hij maakte zijn eerste polymorfisch schilderij en hij had zijn eerste solotentoonstelling in de Galerie Craven. Deze tentoonstelling bevatte allemaal kinetische, beweegbare of transformeerbare werken. Vooral de surrealistische kunstenaars hadden interesse voor Agams werk. André Breton introduceerde zelfs de naam `Dybbuk` voor Agams transformeerbare schilderijen. Max Ernst kocht zelfs een schilderij en werd de eerste verzamelaar van Agams werk. De volgende jaren had Agam nog enkel tentoonstellingen, zoals in 1954 op de `Salon des Réalités nouvelles` en in 1955 de tentoonstelling Le Mouvement in de Galerie Denise René. In 1956 huwde Agam met Clila Lusternik. Datzelfde jaar ondernam hij ook een filmisch experiment, genaamd Le Désert chante. In 1958 werd zijn eerste zoon geboren. Zijn tweede zoon volgde in 1963. In 1961 breidde hij zijn kinetische kunst uit door andere zintuiglijke elementen, zoals tast en gehoor (via geluidseffecten) toe te voegen. Hij begon ook muurwerken en speelterreinen met diverse gekleurde onderdelen te maken. Zijn eerste sculpturen vervaardigde hij in 1967. In 1968 gaf hij les aan de Harvard University (Carpenter Center for the Visual Arts) en maakte hij zijn eerste roestvrijstalen sculpturen. Tijdens de jaren zeventig heeft Agam nog verscheidene grote tentoonstellingen, zoals de overzichtstentoonstelling in het Musée d`art moderne te Parijs in 1972. In 1977 maakte hij een monumentaal muzikaal fontein voor het district La Défense te Parijs. In 1987 realiseerde hij bij de Westmuur in Jeruzalem een vrij omstreden herdenkingsmonument voor de Holocaust, dat bestond uit zes glazen zuilen die in het water stonden en vuur bevatten, met stalen davidsterren op de top. In 1996 ontving hij de Jan Amos Comenius Medaille van de UNESCO voor zijn methode voor visueel onderwijs van kinderen.

Werken in het archief (8)
Signatuur
